Roya is negen en geboren in Afghanistan. Na vijf jaar in een asielzoekerscentrum, besliste een rechter dat het gezin niet terug kan en voorgoed in Nederland mag blijven. Eindelijk heeft Roya’s familie een eigen huis met een badkamer, een keuken en zelfs een tuin. Volgens het meisje missen ze enkel nog een huisdier. Haar broers fantaseren over een slang, een komodovaraan of een egeltje, maar Roya wil een konijntje, een klein wit konijntje om te aaien. En zo komt Misjka, een dwergkonijntje, in hun leven…
In zorgvuldig gekozen woorden vertellen Edward van de Vendel en Anoush Elman – die zelf als 17-jarige uit Afghanistan vluchtte – over het gezin dat Misjka liefdevol opneemt. De warme en zachtgekleurde illustraties zijn van Annet Schaap en bieden een welkom tegenwicht voor de soms rauwe werkelijkheid.
Het verhaal gaat over Roya, die nu al goed geworden is in afscheid nemen – “ze huilt écht nooit” – maar toch opgelucht is als ze vriendelijke ogen vindt in haar nieuwe klas en een juf treft die “steeds zo zacht en warm praat”. Daarnaast vertelt het boek ook over Roya’s moeder die soms op de zetel ligt als ze “last heeft van hoofdpijn of van herinneringen” en over haar broers die elkaar en hun jongere zusje steunen door dik en dun en samen hun vluchtverhaal verwerken tot betekenisvolle herinneringen.
Via haar konijntje, Misjka, vertelt Roya: over wat het betekent om op de vlucht te zijn en hoe het voelt om na al die tijd te hopen ergens voorgoed te kunnen blijven. Dit boek gaat ook over de warmte van een gezin, dat ondanks of misschien wel door een intens verleden erg sterk aan elkaar hangt. Extra waardevol vind ik de aandacht die wordt besteed aan de rol die anderen kunnen spelen bij het verwelkomen van mensen op de vlucht. Zonder meer belangrijk en inspirerend vandaag.