
Zachtjes hoor ik hem grinniken, onderuitgezakt in een tuinstoel en gedeeltelijk verstopt achter zijn boek. Zeger leest Bob Popcorn en ik probeer me te bedwingen en vraag niet wat er net zo grappig is, maar kijk stilletjes toe hoe onze bijna zevenjarige geniet van zijn eerste echte boek. Het zijn de laatste julidagen van deze zomer en we brengen een weinig avontuurlijke, maar misschien net daarom een erg deugddoende, vakantie door in een onooglijk Frans dorpje. Er moet niks en eerlijk er kan ook niet zoveel – gezien de op til zijnde tweede coronagolf die dreigend over die laatste zomerweken hangt. Maar toch, de leegte, het niks moeten voelt als een cadeau: we genieten van het uitzonderlijke mooi weer, van de overheerlijke door de zon gerijpte tomaten uit de tuin van onze gastvrouw, van het zwembad, een boek en van het even echt samen weg zijn.
Het is voor mij één van die schone momenten van deze bijzondere zomer: ons oudste kind dat voor het eerst helemaal zelf een boek leest en geniet van de ontspanning en het escapisme dat een romanpersonage kan brengen.
Bob is een maïskorrel ter grootte van een kiwi met armen, benen, een hoofd en vooral een sterke eigen wil én een onverzadigbare honger. Als Bob boos is, is hij écht boos en verandert hij in een reusachtige popcorn. Hij komt toevallig terecht bij Ellis: een heel gewoon meisje van 9 met twee vaders dat tijdens haar dagelijkse naschoolse popcornmomentje de wel heel bijzondere maïskorrel in haar microgolfoven aantreft. Samen beleven Ellis en Bob ietwat absurde en vooral spannende avonturen die zich afspelen in een voor lagereschoolkinderen heel herkenbare context. Het boek telt 160 pagina’s, maar door de beperkte hoeveelheid tekst per bladzijde en de fijne stripachtige tekeningen leest het erg vlot. Er is intussen ook een tweede deel en het derde deel wordt verwacht in het voorjaar van 2021. Iets om alvast naar uit te kijken!



