‘Hallo,
Ik ben dus een kerkuil
en vandaag hou ik mijn spreekbeurt over
de Tasmaanse duivel.
Ik zat te twijfelen welk dier ik zou kiezen. Eerst dacht ik aan de Jezus Christushagedis, het lieveheersbeestje, de kruisspin of toch de bidsprinkhaan. Als kerkuil houd ik nu eenmaal van dat soort kerkachtige dieren, maar ik dacht: laat ik het eens over een heel andere boeg gooien. En daarom ga ik iets vertellen over de Tasmaanse duivel.’
Zo begint de kerkuil zijn spreekbeurt. Net als de rest van het bonte gezelschap dieren in dit boek presenteert hij zijn kennis over een ander dier. En dat in ware spreekbeurtstijl: inclusief begroeting en korte voorstelling aan het begin en met de obligate ‘zijn er nog vragen?’ aan het eind.
Maar anders dan waar je misschien meteen aan denkt bij het woord ‘spreekbeurt’ zijn de uiteenzettingen van deze dieren allesbehalve saai. Ze blijken vaak vaardige sprekers en amuseren hun publiek niet alleen met boeiende weetjes, maar vermaken hen ook met allerlei grapjes en woordspelingen. De verschillende gasten stellen een heleboel nieuwe dieren aan je voor – zoals de schoenbekooievaar en meer dan dertig verschillende soorten kolibries – en etaleren hun uiterst uitgebreide kennis.
Maar het allerleukst vind ik hoe verschillend de sprekers en hun spreekbeurten zijn: net zoals in een echte klas zijn sommige dieren onzeker en gestresseerd en andere dieren net heel overtuigd van zichzelf, de ene redevoering is erg lang en uitgebreid, de andere dan weer hyperkort, de dieren onderbreken elkaar, zijn verwonderd en verbaasd en stellen nieuwsgierige en terechte vragen.
‘Vandaag hou ik mijn spreekbeurt over de anaconda’ is daarmee een verrassend en origineel dierenboek dat op geniale wijze balanceert tussen informeren en amuseren.