‘Hoe ruikt een echte piraat dan?’ vroeg Michiel.
‘Naar zweet, zeezout, rum, buskruit en zeewier,’ zei de kapitein. Het duurt jaren voor die geur diep genoeg in je botten is getrokken. Maar als hij er eenmaal in zit, dan is hij er nooit meer uit te wassen.
Michiel lijkt een vreselijke zomervakantie tegemoet te gaan: zijn beste vriend is verhuisd en door grote drukte op het werk van zijn vader ziet het gezin hun reisplannen geannuleerd. Maar alles verandert wanneer hij de nieuwe buren ontmoet: naast hen blijkt de familie Donderbus te komen wonen, een knotsgek en warm piratengezin dat bestaat uit een aantal tot de verbeelding sprekende figuren én een waakhaai. Michiel beleeft de zomer van zijn leven…
Zeger genoot enorm van dit avontuurlijke en tegelijkertijd grappige verhaal. De piratenfamilie is dan ook érg leuk: zo blijken ze de gewoonte te hebben om bij elke maaltijd te beginnen met het dessert en gaat hun zoon Billy niet naar school, maar wordt hij wel twee dagen per week getraind in zwaardvechten en kanonschieten, kortom hij leert die dingen die er echt toedoen in het leven. Zelf was ik aangenaam verrast door de beeldrijke taal en treffende vergelijkingen en verwijzingen naar het leven op zee. De paginagrote illustraties maken dat het verhaal nog vlotter leest.
Zeger leest hier een verzamelband met daarin de eerste drie verhalen over de piraten van hiernaast. Het goede nieuws is dus dat er nog vier andere verhalen zijn… Wordt vervolgd!


