Boven op de berg, ver weg van alles en iedereen, wonen Janis, Frid en hun hond Luki. Ze leiden een eenvoudig leven: ze wonen in een kleine hut en eten vooral brij, netels en bessen. Uit hout snijdt Janis de mooiste lepels, die door Frid worden geruild voor eten of andere spullen die het trio nodigt heeft. Janis kent enkel hun plekje op de berg en wordt door Frid angstvallig weggehouden van de wereld daarbuiten. Maar als op een dag Frids ruiltocht veel langer dan gebruikelijk duurt, gaat Janis, tegen alle afspraken in, de berg af, op zoek naar zijn maatje…
Onderweg ontdekt Janis niet alleen de wereld, maar gaat hij ook op zoek naar zichzelf. Gaandeweg wordt immers duidelijk dat hij niet zomaar op de berg terechtkwam…
Lepelsnijder leest als een combinatie van een avonturenverhaal en een geheimzinnige familiegeschiedenis. Het verhaal speelt in een onbestemd verleden en ook het decor voelt weinig modern aan. Tijdens het lezen deed het boek me denken aan de romans van Thea Beckman waar ik me als kind zo in kon verliezen. Wereldvreemde Janis is geen klassieke held, maar wekt wel meteen je sympathie: zijn onbeholpenheid en naïeve blik, zijn honger naar menselijke warmte maken dat je vrijwel meteen voor hem gaat supporteren.
Elk hoofdstuk heeft een houtsnede van eenlepel, gemaakt door Annette Fienieg, en dat pas niet alleen treffend bij het verhaal, maar is ook telkens weer een mooie verrassing.